Bodem en bemesting

De Grond

We spreken over verschillende grondsoorten zoals zand, klei en löss. Dit is het bovenste gedeelte van de bodem waar de wortels groeien en zich hechten aan de aarde. Hierdoor waaien ze niet om en kunnen ze zo water en voedingsstoffen omhoog halen. 

Om dit te kunnen, is er ook lucht nodig in de grond. Bijna alle grondsoorten zijn geschikt om fruitbomen op te laten groeien, wel is de bodemgesteldheid van invloed op hoeveel fruit er komt en hoe goed de bomen groeien, vandaar hier enige uitleg hierover.

Zandgrond kan uit zichzelf geen water en voedingsstoffen vasthouden, ze heeft hiervoor humus nodig. Afhankelijk van hoe goed de zandgrond is (hoe donkerder hoe beter) zit er meer of minder humus in de grond.
Je kunt humus toevoegen door organisch materiaal aan de grond toe te voegen. Dit kan potgrond, compost of oude stalmest zijn.

Kleigrond en lössgrond kunnen wel zelf voedingsstoffen vasthouden, deze hebben dan geen grondverbetering nodig. Is het zware klei, dan is het goed om humus toe te voegen, zodat de grond beter lucht kan vasthouden en beter bewerkbaar is.

Ook wordt de grond donkerder door humus, hierdoor is de grond sneller warm in het voorjaar en zullen de planten ook beter groeien.

Pas op met onverteerde organische materialen, zoals veel stro en boomschors, deze hebben voor de vertering veel stikstofmeststof nodig en onttrekken dit uit de bodem. Hierdoor blijft er niets voor de planten over, deze zullen slecht groeien en geel blad krijgen.
Potgrond, oude stalmest en compost kunnen wel.

De ontwikkeling van het wortelgestel hangt sterk af van de bodemstructuur. Een bodem met een goede structuur (kruimelstructuur) bevat veel lucht en water. In zulke gronden zullen de wortels zich goed ontwikkelen en gezonde krachtige bomen tot gevolg hebben.

Soms is het nodig om ondoordringbare lagen te doorbreken. Na het bouwen van een huis is de grond soms zodanig vastgereden en vastgelopen dat het tot op een diepte van 80 cm opengewerkt moet worden.

Ook voor de capillaire werking van de grond: bij te veel water zakt het in de grond en bij droog weer komt het water weer omhoog door de grond. Bij een storende laag lukt dit niet.

Is de grond vaak te nat en kan het water niet goed weg, dan is het belangrijk om een drainage aan te leggen. Ook kun je op terpen planten, je brengt dan verhogingen aan van +/- 50 cm. Zorg wel, dat de opgebrachte grond goed is gemengd met de ondergrond en zet hier de planten in.

  

Het klei-humuscomplex

Klei en humus zorgen voor een vruchtbare bodem. Beide stoffen zijn namelijk rijk aan voedende bestanddelen en hebben het vermogen om voedingsstoffen vast te houden en de grond voor uitspoeling te behouden. De opgeslagen voedingsstoffen worden daarna geleidelijk afgegeven aan de plant.

Klei en humus zijn ook het bindmiddel bij uitstek om zandkorrels aan elkaar te laten plakken en zo een luchtige kruimelstructuur mogelijk te maken. Ook de watercapaciteit wordt erdoor verbeterd.

 

De bemesting

In de natuur wordt niet bemest, en toch zien we in bossen en parken imposante bomen. De bodem bevat namelijk van nature voedingsstoffen. Maar er is niet zoveel nodig als men denkt. Water (H2O) en koolzuurgas (CO2) zijn namelijk de belangrijkste bouwelementen voor iedere plant (circa 95%) en zijn meestal in overvloed aanwezig. Alle andere voedingselementen zijn slechts in beperkte hoeveelheid nodig als bouwstof of voor de stofwisseling. Door de gesloten kringloop in de natuur (bladeren en vruchten vallen af en verteren ter plaatse) komen de meeste mineralen terug in de bodem en kan het groeiproces van jaar tot jaar verdergaan. In onze tuintjes is het anders gesteld. Daar doen we aan roofbouw. Zo oogsten we vruchten om op te eten. De gesloten kringloop is hier onderbroken en de bodem wordt verarmd. De wet van de restitutie zegt dat de voedingsstoffen die door de oogst worden afgevoerd door middel van compost of meststoffen teruggebracht moeten worden.

Ook willen we in onze tuintjes de groei stimuleren en de opbrengsten verhogen en dit is in zekere mate te bereiken door een goede bemesting.

Bemesten is soms een absolute noodzaak omdat we door selectie gulzige planten hebben gecreëerd die extra voeding nodig hebben. De voedingsstoffen die voor circa 5% deel uitmaken van de plant kunnen wij in drie groepen indelen:

 

Hoofdelementen

Stikstof(N) Fosfor(P) Kali(K)

Secundaire elementen

Zwavel (S)Calcium (Ca)Magnesium (Mg)

Spoorelementen

Hiervan is heel weinig nodig. IJzer (Fe), Mangaan (Mn), Boor (B), Zink (Zn), Molybdeen (Mo) en Koper (Cu) zijn de belangrijkste. Meestal zijn ze in voldoende mate aanwezig in organische meststoffen en compost. Dit is ook het geval met zwavel uit de vorige groep.

 

Al deze voedingsstoffen vinden we in geringe hoeveelheden terug in compost, potgrond en oude stalmest. Vandaar dat we met deze meststoffen niet vlug kunnen overdrijven en dat er relatief grote hoeveelheden gebruikt mogen worden. Om met geconcentreerde producten aan de behoefte van de plant te voldoen, gebruikt men veel kleine hoeveelheden van een samengestelde NPK-meststof met toevoeging van magnesium en kalk.

 

De zuurtegraad of PH

Zure regen en het verdwijnen van kalk uit de bodem door uitspoeling en opname door de plant zijn de oorzaak van bodemverzuring. Zure gronden zijn nadelig voor de plantengroei. Vooral zand- en veengronden hebben hier veel last van.

In zuren gronden zijn veel voedingsstoffen geblokkeerd en kunnen ze dus door de plant niet worden opgenomen.

Een goede bekalking kan dit verhelpen. Gebruik bij voorkeur zachte en langzaam werkende koolzure kalk, zoals zeewierkalk of magnesiumkalk. Door bodembemonstering kan men zich laten adviseren over de nodige hoeveelheid kalk. Anders de hoeveelheid aanhouden die op de verpakking staat.

De zuurgraad wordt aangegeven met de letters pH (potentiaal hydrogenium), gevolgd door het cijfer dat de juiste zuurgraag aangeeft. PH7 noemt men een neutrale grond. Hoe lager het cijfer, hoe zuurder de grond. Hoe hoger het cijfer boven pH 7, hoe alkalischer of kalkrijker. De meest geschikte zuurgraad voor appel en peer op zwakke onderstam is een lichtzure tot neutrale grond, dus een pH 5,5 tot 7. Peren op Kweetypen verlangen een iets zuurdere bodem dan appels.

Met in de handel verkrijgbare pH-testers kun je de zuurgraad van de bodem, bij benadering, zelf bepalen. Wil je toch een volledig beeld van de voedingstoestand, dan kun je een bodemanalyse overwegen. Naast de juiste opgave van de zuurgraad en het humusgehalte, krijg je ook een overzicht van het gehalte aan de voornaamste voedingsstoffen, namelijk stikstof, fosforzuur, kalium (potas) en een bijgevoegd bemestingsadvies. Als liefhebber gebruik je bij voorkeur altijd organische meststoffen.

 

Voorbereiden en planten

Daar het slechts over een kleine oppervlakte gaat, kan men praktisch iedere grond geschikt maken voor het aanplanten van een fruithaag. We kunnen goede grond aanbrengen of intens werken met compost en andere organische stoffen. Natte gronden kunnen we draineren, of indien dit niet mogelijk is, een verhoogde berm van ongeveer 50 tot 80 cm breedte aanleggen.

 

Voorbereiden

We doen er goed aan de te beplanten vakken een tweetal weken van tevoren klaar te maken. Wat hierboven geschreven werd over bodem en bemesting, maakt duidelijk dat we bij het voorbereiden rekening moeten houden met de grond waarover we beschikken. Daar de strook grond aangelegd wordt voor enkele jaren, moet dit zeer zorgvuldig gebeuren. Het is immers de basis voor het welslagen van onze fruittuin.

Als u een plantgat maakt en daarin alleen goede grond aanbrengt, blijven de wortels alleen in die grond groeien, het is dus belangrijk om een overdreven groot gat te maken van 0,75 bij 0,75 en 0,60 cm diep als u de grond wilt verbeteren. De grond die er uit komt mengen met potgrond en of compost en het gat weer dicht gooien. Hierin kunt u de fruitboom planten.    

Voor kleigronden is het wel beter de compost geheel of gedeeltelijk te vervangen door turfstrooisel.  

 

Wanneer planten?

Normaal kan men, als de grond niet bevroren is, de hele winter fruitbomen planten. De beste planttijd is de periode van half oktober tot half april. Hoe vroeger men plant des te meer de planten in de zomer groeien. Planten in pot kunnen het hele jaar door geplant worden wel bij droog weer letten op het water geven.

In natte gronden is het aan te raden na de winter, in februari – maart, te planten. Door draineren of aanleggen van een verhoogde berm kunnen we in deze gronden ook voor de winter planten. 

 

Hoe planten?

Omdat we hier op een vooraf klaargemaakte grond planten, moet het gat niet groter gemaakt worden dan het wortelgestel. De entplaats (knobbel) moet wel boven de grond blijven. We vermijden daardoor dat op de boom wortels ontstaan op het geënte hout, waardoor hij te sterk begint te groeien en niet meer draagt. Dus niet te diep planten en rekening houden met het feit dat de boom na het planten nog iets dieper zakt.

Bij het planten de wortels in het gat mooi openspreiden en bij het aanvullen de boompjes een beetje schudden, zodanig dat de aarde tussen de wortels valt. Daarna de grond goed aandrukken.